Where to play, how to play?

14-12-2021

Dit zijn de strategische vragen waar iedere organisatie een antwoord op moet geven. Vaak worden deze vragen geduid vanuit de beoogde waarde propositie voor de klant of de gast. Voor dit blog wil ik deze vragen toespitsen op wat dan inmiddels de Human Capital Agenda is gaan heten. De Agenda wordt nog vaak, ten onrechte, gereduceerd tot het personeelsvoorzieningsvraagstuk. Een beetje imago, een beetje arbeidsmarktwerking en een beetje onderwijs. Enkele knelpunten oplossen en we kunnen vooruit.

Door Covid zijn de problemen, die er al langer structureel waren, nog prominenter geworden. Daar is nog een dimensie bijgekomen. Inmiddels heeft een hele grote groep mensen de sector vaarwel gezegd en die keren waarschijnlijk niet meer terug. Een volwaardige agenda ontwikkelen zal complex zijn en zeker ook een langere adem vragen.

In een ander blog wil ik graag nog een keer mijn licht laten schijnen op de thema’s die in een Human Capital Agenda aan de orde zouden moeten komen.

Nu wil ik mij eerst richten op het aangekondigde vraagstuk. Hoe gaat de sector dit aanvliegen en dan met name de kernvraag waar deze Agenda aan de orde is? Daarmee de vraag “waar te spelen”?

Het begint ermee dat de LTH sector in veel discussies wordt gezien als homogeen. De verschillen in de (deel-) en (sub-) sectoren zijn echter zo groot en relevant dat er op dat abstracte niveau geen sluitende analyse en daarmee ook geen passend beleid te ontwikkelen is.

Het volgende punt is dat de arbeidsmarkt wordt aangevlogen vanuit een sectorale benadering. Zelfs als je veel meer subsector specifiek gaat werken dan nog is het zo dat binnen de subsector vervolgens op bedrijfsniveau vraagstukken weer meer of mindere relevant zijn.

Tot slot en dat vormt de kern van mijn betoog speelt de arbeidsmarkt voor het individuele bedrijf zich minder af in de context van de sector maar veel meer in de specifieke lokale of regionale arbeidsmarkt. In die arbeidsmarkt zal beleid ontwikkeld worden dat uiteindelijk tot gewenste resultaten moet leiden.

In die regionale arbeidsmarkt zijn een aantal inzichten relevant. Allereerst is daar duidelijk dat iedereen met iedereen in “gevecht” is om de, inmiddels schaarse, beschikbare arbeidskrachten. Zeker waar skill sets of competenties generiek zijn of waar juist zeer vergelijkbaar, treedt het zogenoemde waterbedeffect op. Hotels zijn minder in competitie met elkaar, maar meer met thuiszorgorganisaties voor de “house keeping” vacatures.

Belangrijk is dat die regionale arbeidsmarkt zeer nauw verbonden is met de strategische economische keuzes die gemaakt worden in die regio. Sturend element daarbij is het REA, het Regionaal Economisch Actieplan. In dit plan legt de regio bestuurlijk vast wat de komende 4 tot 7 jaren de beoogde economische ontwikkeling is. In dat plan wordt dan ook, grofweg, aangegeven hoe de arbeidsmarkt daarbij moet of kan aansluiten. Het mag duidelijk zijn dat als de LTH sector geen of een beperkte rol speelt in dat zogenoemde REA er ook niet gedefinieerd wordt hoe dan de bijbehorende Human Capital Agenda wordt ingevuld. Als bijvoorbeeld een regio voor zichzelf een ontwikkeling ziet die gericht is op de maak-industrie en de logistiek dan zal ook de Human Capital Agenda in die regio zich daarop richten.

De sector zal ervoor moeten zorgen dat zij zo snel mogelijk aan die tafels kan aansluiten. Dit is des te meer van belang omdat wij hebben benoemd dat de verwachte groei aan inkomend toerisme richting 2030 o.a. moet worden opgevangen door een spreiding van het aanbod. Dat impliceert dat er aanbod moet komen over heel Nederland. Soms zelfs op plaatsen of met een intensiteit die tot nu regionaal nog niet speelt.

De vraag zal uiteindelijk niet meer zijn: waar halen we de mensen vandaan om onze ambities te realiseren? De vraag wordt wellicht: welke ambities kunnen we nog realiseren met de beschikbare mensen?

De sector en de vertegenwoordigende organisaties daarin moeten zich beraden op hoe zij op het decentrale speelveld hun “leden” zo goed mogelijk kunnen bijstaan. Welke oplossingsrichtingen zijn dan te ontwikkelen waarmee op regionaal niveau een constructieve bijdrage aan de dialoog kan worden gefaciliteerd.